Een mystieke tekst
Van de hand van Beatrijs is ons slechts één tekst overgeleverd. Dit ene traktaat van haar is echter een meesterwerk uit de mystieke literatuur.
Volgens de jezuïet Albert Deblaere (1916-1994), één van de beste kenners van de Nederlandse mystieke literatuur, gaat het bij de christelijke mystiek wezenlijk om een directe en passieve ervaring van Gods tegenwoordigheid. Men kan in deze omschrijving vier elementen onderscheiden: het gaat om een ervaring en niet om een overweging of een redenering. Vervolgens is er in deze definitie sprake van een ervaring van God, die rechtstreeks verloopt. God bedient zich niet van een woord, een beeld of een medemens om iets van zichzelf mee te delen, maar doet dit rechtstreeks; Hij neemt a.h.w. een binnenweg. Tenslotte is de ervaring passief; de ervaring overkomt de mens volkomen onverwacht, zonder dat hij erop voorbereid was.
Het woord ‘mystiek’ waarmee men een dergelijke ervaring omschrijft, dateert van de vijftiende eeuw. Daarvóór sprak men van ‘contemplatio’ of ‘Godschouwend leven’.
Bij het lezen van een mystieke tekst is het belangrijk te beseffen dat een mystieke auteur niet onmiddellijk didactische bedoelingen heeft. Het gaat er niet om niet-mystieke lezers te leren hoe men tot mystiek komt. Een mystieke ervaring is helemaal afhankelijk van Gods initiatief. Iedere lezer daarentegen die gevoelig is voor schoonheid en die in staat is deze te bewonderen, kan een mystieke tekst zoals die van Beatrijs lezen.
Zowel bij Beatrijs als bij Hadewych slaat het woord ‘minne’ op de liefde tussen God en mens. Intermenselijke liefde kan in het Middelnederlands ook met dit woord aangeduid worden (cf. profane minnepoëzie) maar in de tekst van Beatrijs heeft het begrip minne een uitdrukkelijk religieuze betekenis.
Structuur van de tekst
De structuur van de Seven manieren van minne kan men best voorstellen als drie tweeluiken, voorafgegaan door een inleiding.
- De ‘eerste wijze’ van minne beschrijft het fundament van het hele traktaat: het verlangen, te leven volgens het Beeld en de Gelijkenis waartoe de ziel geschapen is, een verlangen dat voortkomt uit minne en dat gericht is op de adel, de zuiverheid en de vrijheid van de mens.
- De ‘tweede wijze’ bestaat in het beminnen zonder maat en zonder loon, boven elke menselijke berekening uit. De echte liefde tot God is niet gebaseerd op berekening.
- De ‘derde wijze’ is de keerzijde van dit verlangen. God zo beminnen gaat de menselijke capaciteit te boven. Niettemin bedaart het verlangen niet.
- De ‘vierde wijze’ beschrijft de onverwachte mystieke ervaring. God zelf neemt plots het initiatief en doet onverwacht zijn nabijheid voelen (een directe en passieve ervaring van Gods tegenwoordigheid).
- De ‘vijfde wijze’ is de keerzijde van deze ervaring: een woedende storm, een oerverlangen. De mens heeft een liefde ervaren die hij niet voor mogelijk hield, en dat wekt een onstilbaar verlangen tot wederliefde.
- De ‘zesde wijze’ beschrijft de ervaring helemaal opgenomen te zijn in Gods leven, en het besef dat alleen Gods minne aan het werk is. Hier ontdekt de mens zijn diepste adel: de vrijheid van de liefde zoals die in Gods leven beleefd wordt.
- De ‘zevende wijze’ vormt opnieuw de keerzijde van dezelfde werkelijkheid. Het gaat om het mateloze verlangen om definitief bij Christus te zijn, om volledig in zijn goddelijk leven te mogen delen. Wanneer de mens hierin mag delen en ervaart ‘zoon in de Zoon’ te zijn, dan verlangt hij niets liever dan zich volledig als Christus te kunnen wegschenken. Gods leven en de deelname eraan is geen eindpunt waarin alles stilvalt, het is het begin van het ware leven.
Deze korte toelichting is ontleend aan de inleiding op het boek ‘Beatrijs van Nazareth, Seven manieren van minne’.
Middelnederlandse tekst met een inleiding en hertaling door Rob Faesen S.J.
Pelckmans, Kapellen, 1999, ISBN 90-289-2738-7
Dit boek is enkel nog te koop in de abdij.